Picture of author.

Gert Ledig (1921–1999)

Autor(a) de The Stalin Front: A Novel of World War II

5 Works 426 Membros 8 Reviews

About the Author

Image credit: The young Gert Ledig By Rosenschnatz - Own work, CC BY-SA 4.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=48272907

Obras de Gert Ledig

Payback (1956) 165 cópias
Faustrecht (1957) 19 cópias
Kättemaks (2021) 1 exemplar(es)

Etiquetado

Conhecimento Comum

Nome padrão
Ledig, Gert
Nome de batismo
Ledig, Robert Gerhard
Data de nascimento
1921-11-04
Data de falecimento
1999-06-01
Sexo
male
Nacionalidade
Duitsland
Local de nascimento
Leipzig, Sachsen, Duitsland
Local de falecimento
Landsberg am Lech, Beieren, Duitsland
Locais de residência
Leipzig, Germany
Utting, Germany
Vienna, Austria
Ocupação
writer
Organizações
German Army (WWII)

Membros

Resenhas

Ik ben naar het schijnt niet echt slecht met woorden, maar voor de bespreking van Vergelding van Gert Ledig vind ik helaas niet zo meteen de juiste, en dat terwijl ik er toch al een paar dagen op aan het kauwen ben. “Aangrijpend” komt ergens in de buurt, maar dat heeft zo’n connotatie van tear-jerking dat het weer helemaal niet klopt: emoties spelen volstrekt geen rol in dit boek, Ledig gaat de wereld met een scalpel te lijf, zonder een druppel zweet te laten, zonder ook maar even met zijn handen te trillen, en spreekt daarbij minutieus op een opnamebandje in wat hij tijdens die operatie blootlegt. “Operatie”, dat is het woord, Vergelding heeft namelijk één operatie als onderwerp, een militaire operatie, een zeventig minuten durend bombardement van de Geallieerden op een niet nader genoemde Duitse stad. Zeventig minuten beschreven in zo’n honderdzeventig pagina’s. Van uit de lucht, van op de grond, van onder de grond. Met de blik op piloten, kanonniers, soldaten, hulptroepen, medici, oudere mensen, jongere mensen, kinderen, vrouwen, mannen, zelfs een vlieg. Alles wat – inclusief die piloten – vroeg of laat in die stad rondscharrelt, overgeleverd aan goden die volkomen gek geworden lijken. “Een uur was voldoende, en het afgrijzen kraaide victorie”, schrijft Ledig helemaal aan het einde van z’n – laat het ons dan maar zo noemen – verslag. “Later wilden sommigen dat vergeten. De anderen wilden het niet meer weten. Ze hadden er zogenaamd niets aan kunnen veranderen. Na de zeventigste minuut ging het bombarderen door. De vergelding deed haar werk. Ze was niet tegen te houden. Alleen het Laatste Oordeel. Dat was ze niet”. Een stamp in je kloten. En dan nog een stamp. En nog een. En nog een. Enzoverder, tot je voorbij het stadium bent dat je gelooft dat het voorbij gaat, zelfs voorbij het stadium dat je dat niet meer gelooft maar er toch nog op hoopt, “Na de zeventigste minuut ging het bombarderen door”. Een stadium desalniettemin waarover niét het laatste oordeel was gesproken, waarover Ledig niet wilde zwijgen, ondanks het feit dat men, dixit Volker Hage, destijds redacteur Cultuur bij Der Spiegel, “niet lastiggevallen [wilde] worden met het thema”. Een moed die Ledig met een enorm negatieve respons vanuit de toenmalige pers moest bekopen: “De weerstand waarmee Ledig onverwachts geconfronteerd werd, deed hem (…) resigneren. Ook bij het publiek maakte hij met zijn Vergelding weinig vrienden. Er verscheen nog maar één roman van hem, eveneens zonder positieve weerklank te vinden.”

Maar wat had hij dan gedaan? “De FAZ was verontwaardigd over de zogenaamd ‘gewild macabere gruwelbeelden’. De Zeit was van mening dat ‘de grenzen van de geloofwaardigheid en het decorum’ waren overschreden. De Rheinische Merkur meende ‘afstotelijke perversiteit’ te ontdekken: ‘een griezelkabinet’. En de Badische Zeitung liet er geen misverstand over bestaan waarop de afwijzing van de roman gebaseerd was: tien jaar na de oorlog wees de lezer verbeeldingen af, ‘die elke ten positieve gekeerde metafysische achtergrond of dito perspectief node missen’”. Ledig beschreef dus de dingen zoals ze waren, wond er geen doekjes om, kleedde ze niet in, vertelde geen verhaaltjes voor het slapen gaan. “De roman is”, aldus weerom Volker Hage, “- naast Hans Erich Nossacks bericht Der Untergang – de grote uitzondering binnen de Duitse naoorlogse literatuur: hij concentreert zich volkomen op het anders hooguit terloops behandelde thema van het bombardement op de steden. In de bewerkte boekuitgave van zijn Zürichse voordracht, in 1999 onder de titel Luftkrieg und Literatur verschenen, brengt Sebald nu ook hulde aan het werk van Ledig, dat hij een ‘tegen laatste illusies gekant boek’ noemt”. De illusie dat het Duitse volk alléén maar dader was in die jaren, bijvoorbeeld. Of de illusie dat ‘neonazi’s’ het verhaal van de geallieerde bombardementen op de steden opbliezen (Ledig was communist). Of de illusie dat pakweg Amerikanen en Engelsen wie dan ook, in onze tijden bijvoorbeeld Russen, met de vinger kunnen wijzen als ze burgers doden: ze zijn zelf nóóit juridisch verontrust na de massamoorden die ze gepleegd hebben in Duitsland. Of de illusie dat je de gruwel kan weergeven zonder die te beschrijven, dat je de resultaten van een bombardement kan tonen op een kaart, dat afstand geen probleem zou zijn. Want hoe “klinisch” Ledig ook te werk gaat, hij wou schrijver zijn, geen “rapporteur”. In de jaren 1990 begon hij naar aanleiding van de oorlog in Kroatië nog aan een nieuw boek, maar hij “kwam niet verder dan een paar bladzijden”. “Het ging niet. Te veel distantie. De situatie moet je de stuipen op het lijf jagen, je moet het precies kennen”. En dat was voor Ledig het geval voor wat betreft de situatie die hij omschreef in Die Stalinorgel, Vergeltung (Vergelding dus), én zijn laatste boek Faustrecht. Dat laatste speelt zich af in München in 1946, het eerste “in de buurt van Leningrad in 1942”, waar Ledig – als vrijwilliger bij de Wehrmacht gegaan in 1939 – twee zware verwondingen opliep (hij verloor twee vingers van zijn rechterhand en zijn onderkaak werd verbrijzeld), het middelste in maakt niet uit welke Duitse stad die aan de “vergelding” van de Geallieerden onderworpen werd, een werkelijkheid die Ledig mocht meemaken nadat hij in 1942 vanwege zijn verwondingen van het Oostfront naar huis gestuurd was: “Daar volgde Ledig een opleiding tot scheepsbouwingenieur, en vanaf 1944 bezocht hij ten behoeve van de oorlogsmarine Beierse toeleveranciers. Daarbij maakte hij verscheidene keren luchtaanvallen mee – een ervaring die hem eveneens niet meer losliet. Hij werd nog jaren na de oorlog steeds weer geplaagd door een droom: hij ligt op een platform, hoog daarboven, aan alle kanten gaapt de afgrond, er is geen trap, geen schuilplaats – en dan komen de vliegtuigen eraan en nemen hem onder vuur”.

Een platform van de luchtafweer, misschien, zoals het ook voorkomt in het boek? Of een metafoor voor eenvoudig niet weg kunnen komen? Zoals de personages in Vergelding niet weg kunnen komen. “Dat de stem van de verteller, die al terugblikkend een temperende functie vervult, er niet meer in voorkomt, heeft wellicht tot de verontrustende werking van het boek bijgedragen”, schrijft Hage. Dat Ledig misschien “een poging [heeft gedaan] om greep op het oorverdovende, versplinterende fiasco te krijgen door het na te vertellen, zonder het glad te strijken of in een geruststellende opsomming van feiten te veranderen”, voegt hij daar aan toe. Dat “de lezer [hem] volgt (…), eerst ongelovig, daarna met toenemende fascinatie, vol huivering meelevend met de vaak naamloze figuren” is in ieder geval maar al te waar. Van “Laat de kindertjes tot mij komen. – Toen de eerste bom viel, smakte de luchtdruk de dode kinderen tegen de muur. Ze waren eergisteren in een kelder gestikt. Ze hadden hen op het kerkhof neergelegd, omdat hun vaders aan het front vochten en ze eerst hun moeders moesten zoeken. Ze vonden er nog maar één. Maar die was onder de puinhopen geplet. Zo zag de vergelding eruit”, tot het reeds geciteerde einde van het boek, wil je eigenlijk niets liever dan in één keer doorlezen. Ik toch, in ieder geval. De inwoners van de gebombardeerde stad kúnnen er niet uit, de lezer wíl er niet uit. Zelfs al heeft Ledig zo’n gebalde stijl, of net dáárom: “Van de luitenant was de linkerhand geamputeerd. De hand lag tweeduizend vierhonderd kilometer buiten de stad in de kalkkuil van het veldhospitaal van El Alamein. Daar was hij weggeteerd. De luitenant beschikte nu over een prothese, acht stukken raketafweergeschut achter het kerkhof, tien oud-soldaten en de hoogste klas van het Humanistisch Gymnasium”. Of: “Op haar voorhoofd stond zweet. Christus zag op haar neer. Het milde gezicht van een man in een lang gewaad. Hij stond boven op een wolk. De kunstdruk hing in een lijst aan de muur. De sirenes waren verstomd. Gods zoon kon zich niet bewegen”. Of: “Pas toen alles voorbijtrok, de steekvlam voor zijn ogen, de walm, zag hij de uiteengereten monding, de aan puin geschoten bodemplaat. Ook de lijken: drie kanonniers, zes scholieren. De eerste van de klas was nog in leven. Badend in het bloed wentelde hij zich over de grond. Zijn armen staken naar achteren. Darmen stroomden naar buiten. Deze keer was hij de laatste. Nog voor hij kon sterven, vielen de bommen”. Of: “De valsnelheid van sergeant Jonathan Strenehen, vierentwintig jaar oud, zoon van een man die graag een glaasje bier bij het eten dronk, bedroeg dertien meter per seconde. Hij viel met zijn buik naar de zon en zijn rug naar de aarde”. Of: “Hij staarde naar de deur, zag de druppels en kreeg dorst. Met uitgestoken tong likte hij aan het metaal. Die bleef plakken. Het water was olieverf. Door de hitte vormden zich bellen. Zijn mond kleefde. Wat aan zijn tong hing, moest hij eraf krabben. Met zijn vingernagels”. Of, ten slotte: “Op het veld vielen ze elkaar als broers om de hals. Ze wilden gearmd verdergaan. Een fluitend geluid klonk -: beiden werden ter plekke aan flarden gescheurd. Het vlees kwam los van hun botten. Rastjeva’s arm schoot door de lucht. De afgekloven riem sprong kapot. Een seconde later gaapte op de plek waar ze voordien hadden gestaan een trechter. Zelfs hun bloed sijpelde niet in de aarde omlaag, want het verstoof”.

En zo ga je, in fragmenten, bomfragmenten bijna, van een bunker naar een vliegtuig, van een ziekenbed naar een schuilkelder, van een oud Duits koppel in een zitkamer naar een jonge Amerikaanse boordschutter, van een schuilkelder naar een radiotelegrafist, van een reddingsploeg naar een meisje dat verkracht wordt onder het puin, van gewone bommen naar brandbommen naar luchtmijnen, van een Duitse kanonnier naar een lid van de Russische hulptroepen (die – zó ver gaat de gedetailleerdheid van Ledig – zowaar in “werst” denkt en niet in kilometers)… als in een mallemolen waar iedereen áf geslingerd wordt en bloedend op de kasseien terechtkomt. “De techniek radbraakte de techniek. Ze verboog masten, scheurde machines aan stukken, sloeg trechters, walste muren omver, en het leven was alleen nog maar afval”. “Bommenstroom, zeshonderd meter breed, dertig kilometer lang”. De enige “dapperen” zijn zat, hebben zich laten paaien met een medaille, en zelfs die loopt het dun door de broek.

Alleen de brieffragmenten, de schuin afgedrukte stukken tekst, waarin een bepaald personage, in de rest van het boek veelal naamloos, zich rechtstreeks tot de lezer richt, brengen enige rust, maar zelfs dié is bedrieglijk, want brieven zijn het niet, getuige die van Alfred Rainer (“mijn vrouw noemde me Fredi”): “Op 2 juli 1944, ’s middags tussen één en twee, stierf ik. Mijn dood was vermoedelijk zinloos. Niemand is erdoor geschaad en niemand was erbij gebaat, maar dat is nog geen reden voor verwijten”. En zelfs als er wél redenen voor verwijten zijn, dan klinken ze in die brieven niet eens zo: “Ik, Viktor Lutz, geboren op 24 november 1921, vaandrig in een speciaal legercommando, heb op de verkeersweg tussen Tsjudova en Novo-Selje, een kilometer na Tsjudova, voor het eerst een mens gedood. Van Tsjudova naar Novo-Selje is het zes kilometer. Er waren veertig gevangenen. Ze konden niet meer verder, en ik was alleen. Omdat er geen enkele taal was waarin we elkaar konden verstaan, wezen ze zonder iets te zeggen op hun borst. Zo werd ieder gebaar een aansporing tot moord. Met nog maar één man ben ik in Novo-Selje gearriveerd. Die bevestigde dat ik de anderen gedood had. Daarna moest ik hem achter een blokhuis doodschieten. Hij had een arm in een mitella. Dat was het begin van mijn carrière. Vaderland, heldendom, traditie, eer zijn frasen. Met frasen hebben ze me de verkeersweg van Novo-Selje op gestuurd.”

En dát, dat geldt voor iedere soldaat in elke oorlog. Gewapend met frasen sterf en dood je in het spel van de “leiders” die buiten schot blijven. “Met alle beschikbare middelen”.

“In de kokende walm rende de aanvoerder uit de bovengrondse bunker als een machine voort. Hij ademde in, perste zijn lippen op elkaar, sloot zijn ogen. Hij botste met zijn hoofd tegen een verkeersbord. Viel. Tuimelde met uitgespreide armen van het trottoir. Op de rijweg. In het vloeibare asfalt. Er klonk gesis. Op het teer vormden zich bellen. Door pijn gefolterd wentelde hij zich als een zwarte klomp in de taaie massa. Hij schreeuwde niet, vocht niet. Zijn bewegingen werden gedirigeerd door de hitte. Die deed hem zich krommen, gooide zijn hoofd omhoog. Die trok zijn ledematen uiteen, alsof hij de aarde omarmde. Hij zag er niet meer uit als een mens, hij zag eruit als een kreeft. Hij ging niet dood op een manier die al uitgevonden was. Hij werd gegrild.”

“Op mijn zeventiende sneed ik met mijn rechterhand uien. Op mijn twintigste streelde ik met mijn rechterhand de blote schouder van een meisje. Drie jaar geleden heb ik met dezelfde hand de benen van een dode afgehakt. (…) Twee jaar later was ik er al aan gewend mijn broek met een hand uit papier-maché aan te trekken.”

“Zijn hemd viel in snippers uiteen. Op zijn armen sprongen de blaren open. Damp vormde zich boven zijn hoofd. Met een luide kreet trok hij het geweer naar zich toe. De riem striemde door de lucht. Hij stak de geweermonding in zijn mond. Het staal sloeg tegen zijn tanden. Zijn rechterhand zocht naar de trekker. Zijn wijsvinger kromde zich. Nee. Het geweer was beveiligd. Trillend haalde hij de hendel over. De korrel reet zijn kaak open als een mes. Hij zette zijn vinger nog een keer aan de trekker. Trok hem naar achteren.”

Dát, dát is oorlog. Een trage zelfmoord voor de glorie van een mislukte kunstschilder, een gefaalde seminarist, een functionaris die voorstander is van het bombarderen van vreedzame demonstranten, een bendelid, een acteur. Wie dat ná het lezen van dit boek nog steeds wil doen, is zo krankzinnig als de oorlog zelf.

Björn Roose
… (mais)
 
Marcado
Bjorn_Roose | outras 3 resenhas | Dec 19, 2022 |
Very interesting take on war, taking place at the front . . . Gruesome in detail at time, almost whimsical at others. Insanity, silliness, futility and disdain for the unkept and unwashed, all in one book.

I just can’t make out why this work isn’t well known and cited often.
 
Marcado
ebethe | outras 3 resenhas | Nov 15, 2020 |
Review (in Dutch)
https://www.groene.nl/artikel/vergeten-bestseller
****
machinegun-burst writing, short, staccato, brutal.
 
Marcado
hvg | outras 3 resenhas | Mar 28, 2017 |
This is a brilliant book about the absolute futility and insanity of war. There is no order, no reason, no ardent patriotic ideals or just causes; there is just the most primal animal instinct to survive. It is a tribute to Gert Ledig that the anarchy of war isn't reflected in his writing, which is a tightly woven account of chaos that sweeps the reader into a space where nothing else exists.

Somewhere south of Leningrad, on Germany's 1942 Eastern Front, a German unit is trapped, surrounded by a Russian unit, parts of which are also trapped. On a hill above the battle, a German corporal and two privates are dug into the space under a concrete pylon.

And there they stayed, biding their time till their company down in the trenches was finally wiped out. Then, they had to rush out with their explosive charges to meet the approaching steel monsters, and with their bodies already shot to pieces, hang the magnetic charges on the tanks as they ground past. That was the moment they were waiting for, hour by hour, day after day. Always in the hope that it might never come. The lump of concrete over their heads creaked and quaked. Sand dribbled down the sides of their dugout. If the tanks didn't come, the alternative was the moment that the concrete mass settled on top of them. The percussive force of the shells made the dugout ever larger. With every day, it became more apparent: the concrete pediment that supported the weight of the pylon would one day squash the little air pocket beneath it. And in spite of that, they couldn't leave. What, to go and hide in a shell hole and die within the hour?

The Corporal and his men were living as in a prison.

A Runner is routinely sent to them from what passes as a command centre; each time crossing a desolate no man's land, tempting fate every moment and hating the Sergeant who sent him so that he would look as if he was actually doing something.

The story of the Germans is balanced by that of the Russians. Very few characters have names; they are designated by their rank. This adds to the sense of chaos, as the German Captain's actions and those of his Russian counterpart can easily blend together in this formless battle.

There is a sense of the absurd too. An error had been made by the insane Major, who wanted his Sergeant shot for desertion. No one would carry out the execution, for no judgement had been formally reached during his bizarre trial. The Major railed
What do you want? The man is dead, theoretically. His next of kin have been informed. His name has been taken off the list of those entitled to rations. His number has been cancelled. Besides, every company commander will already have read out the order relating to his execution.

The Major's sole concern, as stated by him was "One day there'll be an inquest, and I'll have to come up with the body. As proof, so to speak. Then what do I do?

However, the men know those who die here will leave no bodies, there will be no graves, there may not even be a record of their names.

Ledig himself was at the Battle of Leningrad. He was wounded and sent home, escaping almost certain death. This novel was sent to scores of publishers before being accepted for publication. It was an initial success, but then vanished, not to be republished until 2000. As [[W G Sebald]] is quoted as saying of Ledig's writing, "His novels... were excluded from cultural memory because they threatened to break through the cordon sanitaire cast around the death zones.". Germany thought it had moved on.

However, as Michael Hofmann says in his introduction, "... these things happened, are presently happening, and presumably will continue to happen; there is no point in pretending otherwise, and neither honour or security in putting them beyond the reach of literature", calling this form of writing "a bleak and daunting specialism."
… (mais)
5 vote
Marcado
SassyLassy | outras 3 resenhas | Apr 13, 2014 |

Listas

Prêmios

You May Also Like

Associated Authors

Cécile Wajsbrot Translator
Michael Hofmann Translator
Mervyn Savill Translator
Albert Groendijk Translator
J. F. Kliphuis Translator
Volker Hage Afterword
Peter Claessens Translator
Shaun Whiteside Translator

Estatísticas

Obras
5
Membros
426
Popularidade
#57,313
Avaliação
½ 3.7
Resenhas
8
ISBNs
24
Idiomas
6

Tabelas & Gráficos